DE SPRONG IN DE LEEGTE


door Egbert Dommering


Schilderen is een sprong in de leegte van het witte doek. Het is door Yes Klein gesymboliseerd in de 'saute dans le vide' en de afdrukken van de vrouwenlichamen op het doek, de 'anthropométries'. De sprong maakte Klein in 1962 in de werkelijkheid. De bewaard gebleven foto toont hem in een laantje in Nice op het moment dat hij een zweefduik van een tuinmuur maakt, juist op het hoogtepunt van de sprong, de armen gespreid, het hoofd omhoog. Hij sloeg niet te pletter, tegen de straatstenen, maar het was wel zijn laatste levensjaar. Hij had dan al enkele jaren de kunstscene versteld doen staan van zijn performances (toen heetten het nog happenings) met de meisjes die hij als naakte penselen in de blauwe verf doopte om ze vervolgens lijfelijk af te beelden op het witte doek. Daalde het naakt bij Duchamp nog in een virtuele werkelijkheid van op het schilderij weergegeven, elkaar opvolgende bewegingsvormen van de trap af, bij Klein worden ze letterlijk in de verfpot gestopt en in de neerdalende beweging tegen het doek aan gegooid. Echte bewegingen die door de afdrukken in het blauw deel gaan uitmaken van de door Klein geënsceneerde lege doeken.


Het laatste levensjaar van Yves Klein was Peter Keizer's eerste. Hij gebruikt in de serie van in totaal 150 schilderijen, die de verzameltitel 'Hommage aan Yves Klein' draagt, het Yves Klein-motief om zijn verschijning op deze aarde als de latere schilder tot uitdrukking to brengen. De vrouwenfiguur is een beer geworden, wel een vrouwelijke zwangere beer met een dikke buik, en ook een beetje menselijk omdat de beer lang rechtop kan staan en kan lopen op de achterpoten. Misschien is het wel een 'schildersbeest', zoals de echte schilders als Peter wel worden aangeduid. De lijfelijke afdruk van de beer ontbreekt, maar is gesymboliseerd in de dikke blauwe buik, zodat de doeken geen echte 'oursométries' zijn geworden. Beren laten zich voor dit doel ook minder gemakkelijk dresseren dan klaarblijkelijk de vrouwen van Yves Klein in de vroege jaren zestig. Wel is de afdruk van de schilder in het in blauw gedrenkte sponsje op ieder doek aanwezig, als het bewijs van de (weder)geboorte van de schilder, en als het achtergelaten spoor van de happening van het schilderen van dit doek op dit atelier op dit moment. De beer staat bovendien in hout uitgehakt in Peter's atelier, met een opgedroogde blauwe vlek op de buik, als een cultobject dat herinnert aan wat heeft plaatsgehad.


Het schilderen 'sur le motif' maakt Peter tot de echte schilder. Toch zijn de motieven niet vrijblijvend gekozen. Zij vertegenwoordigen een waarde die iets zegt over de geschiedenis van de beeldende kunst of de menselijke natuur. In de periode 1988-1992 is het motief vooral een aanleiding om de schilderkunstige vorm in het grote vlak te onderzoeken. Daarna krijgt het motief ook een inhoudelijke betekenis. Hartjes en matrassen staan voor het kwetsbare leven en de besmetting van het aidstijdperk, maar ook voor de geborgenheid van het gezinsleven met vrouw en twee zoontjes. Kwetsbare maar ook onschuldige voeten en voetjes steken onder de deken uit, de deken als afzonderlijk beschilderd vlak in het schilderij, maar ook als cover up van de plek van voortplanting en infectie. De zonnebloemenschilderijen uit deze periode vertegenwoordigen de schilderkunstige vorm van de vergankelijkheid van het kunstenaarsschap. Het motief is het bericht in de media dat een Japanse verzamelaar een zonnebloemenschilderij van Van Gogh heeft gekocht. De Japanner spreekt als zijn wens uit dat hij het schilderij bij zijn dood als zijn persoonlijk bezit mee het graf in wil nemen. Kapitalistische verzamelaars koesteren de geheime wens de koningen van weleer te zijn. En Aziatische koningen transporteren al hun bezit, levend of niet, naar het hiernamaals. De zonnebloemen liggen op het platte vlak van Peter's schilderij in menselijke graven. Ze zijn er door de schilder liefdevol een voor een ingelegd, als in een sprookje van Andersen.


Tegelijk met het motief worden ook de pictogrammen gevormd, die in de latere doeken aanwezig zullen blijven, of, gedurende enige tijd, het leidende motief zullen worden. De schroef, de zaagtand, het gekantelde kruis: het zijn vormen die in de zee van kleur een harde markering aanbrengen, zodat zij zowel in het teken dat zij zijn als in de uitsparing in het kleurvlak een vorm oproepen en begrenzen. Het zijn echter ook maatschappelijke tekens die gevaar en verboden toegang kunnen symboliseren: tot hier en niet verder. En daarmee is ook onze dagelijkse beeldende werkelijkheid in het doek aanwezig. Dagelijks worden er in beeldvorm tientallen bevelen op ons afgevuurd. Zoals zo veel schilders van deze tijd probeert Peter het geweld van het beeld van alledag op straat en op de televisie in zijn werk to integreren.


De Hommage aan Yves Klein wordt in grote schilderijen, waarin ijle tonen overheersen over lijn, uitgevoerd. De onderbreking zit in de fysieke splitsing van het doek in twee asymmetrische delen: het ene deel bevat de schildering, het andere de aanraking in korrelig blauw. Onder de grote doeken loopt de onderstroom van de kleine schilderijtjes. De kleine doekjes houden de tweedeling vast, maar zijn meer een dagboek: ze zijn dan ook vrijwel allemaal dagelijks geschilderd. Zo verschijnt op een van de dagen de column 'De dikke man' van Ischa Meijer met een collagetechniek in het doek. Het is de dag dat Ischa overleed. De kleine doekjes zijn vingeroefeningen in stijlverschillen en zij bevatten veel stijlcitaten. De sprong in de leegte in 1962 is geschikt het eigen erfgoed op de korrel to nemen, de gevulde leegte van de geschiedenis.


Na het sferische van de Klein-doeken is er kennelijk behoefte terug te keren tot een sterke vorm. Het in eerdere werken al aanwezige zaagmotief wordt uitgebouwd tot 'de zaag', die dezelfde dubbelfunctie vervult als eerdere vormen: markering in het vlak en symbool van menselijke agressie. De zaag kan de natuur vernielen (de schilderijen met de jaarringen van de omgezaagde boom), maar is ook een menselijk instrument om dingen to construeren. De zaag wordt groot afgebeeld, zoals Oldenburg de gebruiksvoorwerpen opblies tot buiten-menselijke proporties, en op het doek gemetseld in het, letterlijk en figuurlijk, giftige (en dus voor de voor de gezondheid van de schilder gevaarlijke) chromaat geel. Bij de zaag kan ook het 'moeilijke' zilver worden ingezet. Is het een kleur, is het verf? In elk geval kan er niet mee geschilderd worden in de traditionele zin van het woord. Met een spuitbus gaat het daarentegen goed, en dat biedt de gelegenheid de wereld van de graffiti het doek binnen te halen. Dat opent ook nieuwe schilderkundige mogelijkheden. Het gespoten zilver kan de harde vorm van de zaag versluieren. Zo ontstaat het schilderij met de, als de gebroeders Dalton uit Lucky Luke rechtopstaande zwarte zagen, voorzien van in het zilver vervaagde rode handvaten. Bij deze schilderijen wordt ook een uit de akademietijd stammend, autobiografisch relikwie ingezet: de van school meegenomen tubetjes Engels rood. Engels rood, dat is dus niet Hollands rood, Frans rood, of Duits rood. Het heeft het desolate van de voorsteden van Londen. Maar dit Engels rood is meer. Het is een onderdeel van de biografie van de schilder. Het Engels rood die hij van school heeft meegenomen is binnen de kleursoort van een nooit meer teruggevonden raffinement. Het is 'oud-Engels rood', het is de jeugd van de schilder in zijn academietijd.


De zaag die het landschap doorzaagt, het kleurvlak onderbreekt, de menselijke agressie en vernieling symboliseert: waar is het eindpunt? Zoals een hond een bot uitkauwt, zo wringt Peter zijn motief uit, vervormt het, en probeert hij er alle mogelijkheden van uit voordat het in de vuilnisbak verdwijnt. Met de opblaastechniek krijgt het motief geleidelijk een mythische proportie, en maakt het zich los van de oorsponkelijke benoemde menselijke functie. De zaag verdwijnt, het handvat wordt een niet meer to duiden vorm die misschien nog op een hanenkam lijkt. In deze fase ligt de abstractie van het puur esthetische beeldvlak op de loer. Terug naar de werkelijkheid? Is dit de grens van de schilderkunst? Is het tijd voor een nieuwe zweefduik in de leegte?


Er is niet alleen aandacht voor het teken en het motief. Er is, passend bij de schilder, veel aandacht voor de huid van de verf.


Wanneer Peter, zoals in het grote werk voor de Ajax-arena, het voetbalveld schildert waarop zijn grootvader, legendarische Ajaxkeeper (in de familie Keizer bekend als 'opa Druif'), in de jaren dertig heeft gekeept dan is dat een echt voetbalveld uit die tijd: groen, ruig, smerig, hobbelig. Het resultaat wordt behaald door olievlekken op het doek aan te brengen waarover de schilder bij het opbrengen van de verf letterlijk uitglijdt, zodat er vale plekken in het oppervlak ontstaan. Spuitbus en verfroller zijn instrumenten die geschikt zijn om het esthetisch behaaglijke aanzien van de kwast to verstoren. Zij worden ingezet op het meest riskante moment, wanneer het schilderij al bijna af is in zijn voltooide, traditionele, 'geschilderde' schoonheid. In de natte verf worden de vormen met de spuitbus ingespoten, in de nog niet geheel gedroogde ('pikkende') verf kan de roller een dynamisch spoor trekken dat het uiteindelijke effect van het schilderij bepaalt. In dat dramatische finale rollersproces kan het schilderij gemaakt worden of vernield: de huid wordt opengetrokken waardoor het schilderij een open onbestemde structuur krijgt of de schildering kan worden stuk gemaakt. Het spannende drama van dit procédé is (misschien niet in de reproductie, maar wel in werkelijkheid) het best to zien in de schilderijen die de 'Bogatyr toys' tot motief hebben. De ridders van de tsaar staan als schitterende gouden strijders in het vlak. De op het allerlaatst uitgevoerde rollerbeweging heeft de heftige kleurcontrasten vervaagd en de huid van het schilderij een schuimkop gegeven, als een wind die over de kam van de golven strijkt. De laatste bewerking maakt het schilderij, maar had het evengoed naar de vuilnisbak kunnen doen verdwijnen.


'Sommige schilderijen krijg je cadeau', zegt Peter als hij een van zijn zondagskinderen toont die hij in een paar uur heeft geschilderd. Het zijn er maar een paar temidden van de andere waarvoor hij heeft moeten vechten. Een gevecht dat zich afspeelt in de eenzaamheid van zijn atelier, begeleid door de muziek van Bob Dylan waarvan hij de teksten automatisch meezingt.